De motoren van Ford die nu gebruikt worden in “hot-rods” en muscle cars of andere V8 aangedreven auto’s is de Small Block Windsor motor. Dit is niet de correcte naam, officieel heet deze serie motoren 90⁰V8. Toen in 1970 de Cleveland V8 uitkwam met 351 CID (Cubic Inches Displacement) waren er 2 V8’s van Ford met dezelfde inhoud. Een serie was ontwikkeld in het Canadese Windsor, de andere in Cleveland, Ohio. Onofficieel is deze serie dus vernoemd naar de plaats waar hij werd ontwikkeld. Deze motor is in 1962 voor het eerst geproduceerd in 221, 260 en 289 CID. Alleen de laatste, met de grote 4 inch boring en een 2.87 inch slag, en onder andere in Shelby Cobra’s en Shelby GT350 Mustangs lag, heeft een performance achtergrond. Onderdelen zoals grotere kleppen en nokkenassen met extra lift hoogte kunnen niet in de 221 en 260 gebruikt worden vanwege de kleinere boring. Al deze motoren hebben een bore spacing van 4.38 inch en hebben allemaal een dekheight van 8.2 inch behalve de 351W, welke een 9.5 inch dekhoogte heeft vanwege de langere slag. De 289 A-code en K-code motoren zijn de performance motoren. Met een 4 barrel Autolite carburateur en een betere ontsteking, en in het geval van de K-code een andere kop en solid lifter cam. Vermogens waren respectievelijk 225 pk en 271 pk. De K-code in Shelby's uitvoering was 305 pk en daarmee Ford's eerste 1pk/cid motor.

In 1968 kwam de 302 CID motor uit en deze motor is eigenlijk de belangrijkste motor uit deze seriegeworden. De motor was gehomoligeerd voor Trans Am racing en werd daardoor flink door ontwikkeld. Ook in Le Mans kwam deze motor ineens in aanmerking toen de maximum cilinder inhoud 5 Liter werd. Dit is dan ook de enige Amerikaanse productie V8 die 2 Le Mans overwinningen op zijn naam heeft staan (Le Mans overwinningen in 1968 en 1969). In 1969 kwam de meest begeerlijke motor uit deze serie uit die door Ford gebouwd is voor over de weg: de Boss 302. Deze motor was speciaal ontwikkeld om in 1969 weer de Trans Am titel te winnen. Ford reed in 1968 altijd vooraan met de Mustang 302 Tunnel Port, totdat deze ongeveer ¾ in de race kapot ging. De Boss 302 was een versterkte 302 motor die werden voorzien van de net in Cleveland ontwikkelde cilinderkoppen. Hoewel de titel niet werd gewonnen was de motor een groot succes en dominant. In 1970 werd de titel dan ook gewonnen.

In 1969 kwam de 351 uit (vanaf nu, voor het gemak 351W genoemd). Uiterlijk vergelijkbaar met de 289/302 motoren, deze motor is aanzienlijk anders. Te beginnen is de afstand van de krukas-hartlijn naar de bovenkant van de cilinders groter, om een grotere slag toe te laten (9.5 inch in plaats van 8.2 inch). Deze motor heeft ook een andere ontstekingsvolgorde, inlaat-manifolds, cilinderkoppen, krukas, drijfstangen en meer onderdelen die noodzakelijk waren voor de langere slag.

Later is ook nog de 255 CID ontwikkeld, maar aan deze motoren is niets wat iets met performance te maken heeft. Het is een zogenoemde “smog” motor, ontwikkeld om het brandstofverbruik van auto’s te verlagen.

Al deze motoren hebben een betrouwbaar olie smeer systeem en relatief weinig problemen met de koeling. Alleen in race omstandigheden dient de temperatuur van de cilinders in de gaten gehouden te worden. Soms kan namelijk de temperatuur plaatselijk in de motor te hoog worden. Dit heeft soms te maken met een verkeerde uitlaatheader die in sommige gevallen niet goed genoeg de hete uitlaatgassen afvoert en daardoor een “hotspot” creëert wat zich in een kapotte zuiger kenbaar maakt.

Afbeeldingsgalerie

UA-40769013-1